Zeventig onderduikers op de boerderij van Boogaard
Tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog zaten naar schatting zo’n 3.600 mensen ondergedoken in Haarlemmermeer. Joden, maar ook jonge mannen die weigerden gehoor te geven aan de oproep om in nazi-Duitsland te gaan werken. Eén van de bekendste onderduikadressen, zelfs bij buschauffeurs, was de boerderij van de familie Boogaard aan de Rijnlanderweg 1253 in Nieuw-Vennep.
De boerderij werd bewoond door de diepgelovige boer Hannes Boogaard, 75 jaar toen de oorlog uitbrak, zijn twee zoons Willem en Theunis, dochter Aagje en nicht Metje. Twee van zijn negen andere kinderen, zoons Hannis en Piet, woonden met hun gezinnen vlakbij. Het verzet van de familie Boogaard begon al vroeg. Ze weigerden bijvoorbeeld koolzaad te zaaien voor de Duitsers. De allereerste onderduiker, Jan van de Geer, kwam in het voorjaar van 1942. Via via had hij gehoord dat de Boogaards ‘zo anti-Duits als de pest waren’ en kon aan de slag op de boerderij.
Theunis en Willem Boogaard met ondergedoken kinderen. Foto: Noord-Hollands Archief
Schuilen op gekste plekken
Al gauw volgden meer onderduikers. In de begintijd liepen ze nog vrij rond, maar al gauw kwamen er steeds meer mensen. In het najaar van 1943 waren er zeventig onderduikers op de boerderij. Overdag speelden de kinderen in de dichtbegroeide boomgaard achter het huis en in het grote kippenhok. Van hieruit liep een draad naar de boerderij waarmee bij onraad alarm kon worden geslagen, dan verstopte iedereen zich. Er waren schuilplaatsen in de hooiberg, in een oude auto die was gecamoufleerd met mest en in holen in de boomgaard die waren gemaakt van oud hout en drainagebuizen.
Dertig broden per dag
In de begintijd was het moeilijk om alle mensen eten te geven. Het eerste jaar lukte het de Boogaards dankzij slimme trucjes om twaalf zakken geoogste tarwe minder te leveren aan de Duitsers dan dat had gemoeten, gezien de hoeveelheid zaaitarwe die ze hadden ontvangen. Dankzij de meer georganiseerde hulp van de illegaliteit, werd het na een jaar iets beter. Toch bleef de benodigde hoeveelheid eten om alle onderduikers te voeden enorm. Zo waren er vier mud aardappelen per week en dertig broden per dag nodig om alle zeventig onderduikers te voeden. Ook draaide de wasmachine, een houten kuip die handmatig met een houten wiel op gang moest worden gebracht, alle dagen. Ingebouwd tussen de bomen hing de was achter het huis te drogen en binnen in de winter. Dan stond één iemand de hele dag aan één stuk door te strijken zodat het beter droogde.
Overval na overval
In Haarlemmermeer was het een publiek geheim dat de familie Boogaard onderdak bood aan onderduikers. Ondanks vele waarschuwingen om voorzichtig te zijn, konden de Boogaards geen mensen buiten laten staan. Het precieze aantal overvallen op de boerderij is niet bekend, maar overlevenden kunnen zich er vier duidelijk herinneren. Bij de tweede overval, november 1942, werden 11 onderduikers gevonden en afgevoerd. Ook de oude Hannis werd meegenomen en heeft tien weken vastgezeten. Een Duitse rechter sprak hem vrij ‘omdat hij niet uit winstbejag gehandeld had, maar ter vervulling van het gebod van Jezus Christus’. Maar Hannis zelf zei: “Zodra ik het kan, doe ik het weer.”
Pech of verraad?
Een jaar later, op woensdag 6 oktober 1943, veranderde alles. Die ochtend was een jongeman aangehouden, omdat hij met illegaal geslacht vlees in zijn wagen Haarlemmermeer uit wilde rijden. Hij werd voor verhoor meegenomen naar het politiebureau. Om zijn vader, die slager was, niet in de problemen te brengen, zei hij dat het vlees bij Boogaard vandaan kwam. Een bekende naam in Haarlemmermeer, maar vanwege eerdere overvallen werd direct een link gelegd naar de boerderij. Twee ambtenaren van de Crisis Controle Dienst die toezicht hielden op de handel in schaarse goederen en twee leden van de Sicherheitsdienst, een soort inlichtingendienst, overvielen de boerderij op zoek naar het illegale vlees. Ze vonden niets, maar één van hen, SD’er Van Duyn, liep rechtstreeks naar de schuilplaats van de kinderen. “Jodenkinderen! Jullie gaan allemaal mee”. Daarop schoot een andere onderduiker Van Duyn dood. De andere politieagenten vluchtten, maar dat ze terug zouden komen met hulp stond als een paal boven water.
Geen kant op
Willem, die aan het werk was, werd gewaarschuwd en besloot de kinderen die waren ontdekt mee het land in te nemen om zo weg te vluchten. In alle hectiek was het Metje gelukt om met de andere kinderen naar de naastgelegen boerderij te lopen en ongezien in de schuur te komen waar ze zich in het kaf verstopten. Alle volwassenen zaten ondertussen in de schuilplaatsen, dus liep Willem met de kinderen naar de tocht, een sloot in het land. Hij kon niet verder. Alles in een straal van 10 kilometer om de boerderij was afgezet. Er waren inmiddels zo’n 300 tot 400 Duitse militairen, mensen van de Sicherheitsdienst uit Amsterdam en Nederlandse politie op de been die met honden het hele terrein uitkamden. Stuk voor stuk werden alle volwassen onderduikers in hun schuilplekken ontdekt.
Onderduikers. Foto: Noord-Hollands Archief