Voedselverdeling WOII

Voedselverdeling tijdens WO II

23 april 2020
Geschiedenis

Schaarste aan eten kennen we al decennia niet meer in Nederland. Hoe anders was dit tijdens de vijf jaar dat Nederland werd bezet door nazi-Duitsland. Dieptepunt was de hongerwinter toen 20.000 mensen, vooral in het westen van het land, overleden door een gebrek aan voedsel. Hoe kwam een gezin aan eten? Welke maatregelen werden getroffen en welke rol speelden de voedseldroppingen?

Al jaren voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, maakte landbouwingenieur Stephan Louwes zich zorgen over de beschikbaarheid van eten mocht Nederland ooit worden bezet. Nederland had haar neutraliteit weliswaar kunnen behouden tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar de gevolgen waren absoluut merkbaar geweest in het dagelijks leven. In 1939 werd het Rijksbureau voor Voedselvoorziening opgericht onder leiding van voedselcommissaris Louwes. Hij zette een distributiesysteem op zodat voedsel, als er opnieuw tekorten zouden ontstaan, eerlijk kon worden verdeeld.

Eten ‘op de bon’

Toen in mei 1940 de oorlog uitbrak, werd het distributiesysteem geleidelijk in gebruik genomen. Eerst voor een beperkt aantal producten, maar al gauw werd ook voedsel schaarser. De aanvoer via havens was gestopt en veel voedsel ging naar Duitsland. Verspreid over het land waren zo’n 400 distributiekantoren waar mensen bonkaarten konden ophalen. Wie een geldig persoonsbewijs had, kreeg een stamkaart op naam. Daarop werd het aantal uitgegeven bonnen bijgehouden. Iedereen kreeg hetzelfde rantsoen. Mensen moesten in de krant kijken welk voedsel die week kon worden gekocht tegen inlevering van bepaalde bonnummers. De bonnen regelden alleen de verdeling. In het agrarische Haarlemmermeer was genoeg eten, maar alles wat boeren produceerden werd nageteld. Wat niet voor eigen gebruik was, mocht niet geleverd worden buiten de officiële handel om. Dit werd nauwkeurig gecontroleerd door de Nederlandse ambtenaren van de Centrale Crisis Controle Dienst (CCCD).

Een raapploeg in een weiland na de voedseldroppings. Foto: Noord-Hollands Archief

Verbod op maken van capuchons

Die bonnenadministratie kostte veel tijd en gepuzzel. Steeds meer levensmiddelen als melk, koffie en vlees gingen op de bon en al gauw volgden ook brandstof en textiel. Er kwamen stof besparende regels, zoals geen capuchons of plooien in broeken. Wie geld had, kon op de zwarte markt terecht waar een blik bakolie omgerekend al gauw vijftig euro kostte. Voor wie geen persoonsbewijs en stamkaart had, was niets te krijgen. Een ramp voor illegalen, zoals onderduikers. Die moesten door het verzet aan eten geholpen worden. Uiteindelijk waren er in Haarlemmermeer 3600 onderduikers. De CCCD probeerden de zwarthandel te bestrijden en zette overtreders gevangen. 

Een raapploeg met zakken gedropt voedsel. Foto: Noord-Hollands Archief

Voedseltoevoer stagneert

Een kantelmoment in de distributie van voedsel was in september 1944. De Nederlandse regering, in ballingschap in Londen, riep de spoorwegstaking uit om de geallieerden luchtlandingstroepen te steunen bij hun poging Nederland te bevrijden via Nijmegen en Arnhem. De operatie Market Garden mislukte. Daarna probeerden de Duitsers de staking te breken door alle aanvoer van voedsel naar Utrecht, Noord- en Zuid-Holland te blokkeren. Omdat Limburg al bevrijd was, werden er geen kolen meer aangevoerd. Bomen en huizen werden gesloopt voor stookhout, want het was een strenge winter. 

Voedseldroppings Badhoevedorp mei 1945. Foto: Noord-Hollands Archief

Oproep aan boeren: Dorst!

De honger in het westen, vooral in de steden werd zo groot dat Haarlemmermeer steeds vaker te maken kreeg met overvallen op boerderijen. Zowel de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) en de (legale) CCCD bestreed de zwarte handel. Dit had soms grote gevolgen. Zo was een boer uit Halfweg die te veel vroeg voor voedsel en daarvoor door het verzet was bedreigd, vermoedelijk de aanleiding voor een schietpartij en een grote razzia in Zwanenburg. 310 mannen werden naar Duitse werkkampen afgevoerd en tien anderen zijn als vergelding gefusilleerd.
In november 1944 worden Haarlemmermeerse boeren door het Haarlemmermeers verzet opgeroepen om te dorsen (oogsten van graan). Om zo te voorkomen dat de honger allesoverheersend wordt en omstandigheden ontstaan waarin mensen tot alles in staat zijn. Januari 1945 wordt het AVM (Algemene Voedselvoorziening Medewerkers) door het Haarlemmermeers verzet opgericht. Dit speciale bureau zorgt dat het voedsel niet in handen van de bezetter komt, maar eerlijk over de bevolking, onderduikers inclusief, wordt verdeeld. Dankzij het AVM kon het verzet zijn werk voortzetten en het voedselprobleem wat verlichten.

Het voedsel wordt op een kar geladen. Foto: Noord-Hollands Archief

Operatie Manna 

Pas eind april kwam er een einde aan het voedselgebrek in het nog bezette deel van Nederland. Toen zagen de Duitsers in dat de geallieerden op het punt stonden ook het westen te bevrijden en stonden de aanvoer van voedsel toe. Een dag nadat Hitler zelfmoord pleegde, dropten op 29 april de eerste Engelse bommenwerpers 535 ton voedsel. Die actie heette operatie Manna. Ook de Amerikanen deden mee. Zij noemden het operatie Chow Hound. De negen dagen daarna viel 11.000 ton goederen uit de hemel. De voedselpakketten, gevuld met onder meer meel, melkpoeder boter en noodrantsoenen, kwamen terecht op open, daarvoor uitgekozen velden, zoals op het vernielde vliegveld Schiphol. Vrijwilligers verzamelden de zakken voedsel. Dit was nog een flinke klus door een gebrek aan fatsoenlijke vervoersmiddelen. Er werd ook veel voedsel door het Rode Kruis per schip aangevoerd naar Delfzijl en Rotterdam. Tweehonderd geallieerde vrachtwagens brachten dit naar het westen. Nadat al het voedsel geregistreerd was, kon het worden uitgedeeld. Duizenden mensen zijn hierdoor gered van de hongerdood.

Met dank aan Dick Weber, vrijwilliger bij CRASH luchtoorlog- en verzetsmuseum ’40-’45 in Haarlemmermeer