Column | Bedelaars
‘Wat hebben wij het toch goed getroffen’. Dat denk ik weleens als ik tijdens het winkelen bedelaars zie zitten. Vaak komen ze uit Oost-Europa en zijn ze de Nederlandse taal niet machtig. Ze houden bordjes omhoog met Engelse teksten als ‘I’m very hungry, God bless’. Als ik dan voorbijloop, met m’n volle boodschappentassen, dan heb ik zó met ze te doen. Hoe slecht heb je het in je moederland, als je helemaal naar Nederland komt om een paar centen bij elkaar te bedelen?
Maar de waarheid is veel grimmiger dan dat. Veel van deze bedelaars zitten daar niet uit vrije wil. Sommigen zijn min of meer geronseld om geld bij elkaar te bedelen. Vaak is er sprake van georganiseerde uitbuiting en dwang. In die gevallen mogen de bedelaars het geld ook helemaal niet zelf houden: dat gaat naar de bendeleiders. En neemt u van mij aan: dat zijn geen geringe bedragen.
De tegenstelling lijkt schrijnend. Wij, met onze volle boodschappentassen. En een man of vrouw, ver weg van huis en haard, die de hele dag buiten moet zitten om wat geld bij elkaar te bedelen. Maar toch: wie geld geeft, houdt die ellendige wereld, dat misselijke verdienmodel, in stand. Bovendien worden er ook malafide en opdringerige personen door aangetrokken. Ik hoor om mij heen dat het publiek in onze winkelcentra dit soms als bedreigend ervaart.
Wij hebben als gemeente in onze Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen dat we gebieden aan kunnen wijzen waar bedelen is verboden. Ons college van B en W gaat dit jaar nog winkelcentrum Hoofddorp Centrum aanwijzen als gebied waar niet gebedeld mag worden. Medio volgend jaar gaat het verbod voor de hele gemeente gelden.
En voor ons geldt: geef geen geld. Want daarmee houden we de uitbuiting in stand.