4 mei-toespraak: lessen uit het verzet blijven actueel
Op 4 mei herdenken wij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en van oorlogssituaties en vredesoperaties daarna. Op 4 mei spraken diverse collegeleden op verschillende locaties in Haarlemmermeer de volgende woorden uit:
Geachte aanwezigen,
‘Zie hoe wijd het land is, hoe hoog zijn hemel, hoe dichtbij het ruisen van de geweldige zee. In deze gewesten zijn vrede en vrijheid groot geworden. Zij zijn de vruchten van geestelijke zuiverheid, eerlijk denken, naastenliefde en geloof. Bedenk, dat hetgeen gisteren bedreigd werd, heden en morgen opnieuw in gevaar kan verkeren. Bescherm het en wees waakzaam.
Tot zolang moge het pad dat tot deze stille plek leidt, begaanbaar blijven voor de voeten van allen die zich hier bezinnen op de waardij van vrijheid en gerechtigheid.’
Dit is de laatste strofe van het gedicht van H.M. van Randwijk. Dit gedicht staat op de muur van de erebegraafplaats in Overveen, waar zoveel verzetsmensen, ook uit Haarlemmermeer, liggen begraven.
Dames en heren,
We staan op de drempel van 80 jaar vrijheid: een mensenleven lang vrijheid. Maar de wereld staat in brand en de geopolitiek is gespannen. Dat maakt deze herdenking relevanter dan ooit.
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog en tijdens de oorlogsjaren, sloegen miljoenen mensen op de vlucht. Joden, Sinti, Roma, mensen met een andere seksuele gerichtheid, gehandicapten… zij werden gemarginaliseerd door het fascistische regime in Duitsland. Een sluipend proces dat gevoed werd door bewust gecreëerde complottheorieën, in een tijd waarin dit niet of nauwelijks te controleren was.
En we zagen het, en we keken weg. Maar op 10 mei 1940 werden we ruw wakker geschud: toen de Duitsers ons land binnenvielen en ons vijf jaar lang bezet hielden.
Vijf jaar lang brachten de bezetters ook hier hun vreselijke politiek van marginalisering en onderdrukking. Gezinnen, soms al uit Duitsland hierheen gevlucht, werden uit elkaar gerukt. Er vonden grote en wrede razzia’s plaats, bijna de hele Joodse gemeenschap is gedeporteerd en vermoord. Jonge mannen werden tewerkgesteld in Duitsland. Ons land werd bedekt door een grauwe sluier van angst en onvrijheid. Maar in de schaduwen groeide het verzet, dapper en vooral onverzettelijk.
Het verzet in Haarlemmermeer begon klein en fragmentarisch, maar was al snel georganiseerd en sterk. Op de Olmenhorst bijvoorbeeld, waar Govert de Clercq een van de verzetsleiders in onze regio was. Tussen de appelbomen werd munitie gemaakt, werden wapens verborgen, kwam het verzet bij elkaar en werden mensen verborgen. In die hongerwinter van 44-45 was de Olmenhorst een belangrijke voedseldistribiteur voor vele hongerende gezinnen.
Die honger was vreselijk. Een van de meest schokkende gebeurtenissen die Govert de Clercq in de oorlog meemaakte, was dat een uitgehongerde vrouw zijn voeten kuste, als dank voor een stuk brood. ‘Je geeft iets van wat je in overvloed had. Maar dit waren mensen die niets hadden,’ zei De Clercq hierover.
Veel mensen zetten zonder aarzelen hun hart en deur wagenwijd open voor de vele vluchtelingen. Maar liefst 3.600 mensen vonden in Haarlemmermeer een veilig heenkomen.
De ouders van Barend Klaassen namen ‘tante Johanna’, een joodse vrouw, in huis. Haar man dook onder in Nieuw-Vennep, haar dochter op een boerderij. Dicht bij elkaar, en toch zo ver weg. Het gezin overleefde de oorlog. Maar tante Johanna verloor haar zes broers en zusters en ouders in concentratiekampen.
Jan en Maria van Stam namen het joodse jongetje Robbie Turfrijer, net één jaar geworden, in huis. Daar was hij veilig en geborgen. Maar slechts twee jaar oud, overleed Robbie aan dysenterie. Jan kon niets anders dan hem begraven in een vuilnisbelt. Na de oorlog werd Robbie door de familie van Stam herbegraven in hun eigen familiegraf.
Piloot Carl Gooch kwam, nadat zijn vliegtuig was neergeschoten, terecht in het aardappelveld van boer Zekveld. Twee onderduikers die vlakbij aan het werk waren, verstopten hem in een bietenveld, onvindbaar voor de Duitsers. Daarna brachten ze hem naar hun huisje aan de Huigsloterdijk, om hem de volgende dag met een bootje via de Ringvaart en de Kagerplassen naar Leiden te brengen.
De familie Knook gaf in hun huisje aan de Aalsmeerderdijk vele ‘ooms’ onderdak: jongemannen die te werk gesteld werden in Duitsland. Want, zo zei Jaap Knook tegen zijn vrouw Neeltje: ‘we kunnen niet wegkijken, Neel. We hebben de opdracht om mensen in nood te helpen.’ Ook Sara Minco, beter bekend onder de naam Marga Minco, vond onderdak bij de familie Knook.
De familie Bogaard, de familie Breijer, Govert de Clercq, Cor van Stam, Pa Verkuijl, Flip Lenderink, Dick Hoekstra, Johan van der Hulst, boer Van Reeuwijk, boer Zekveld, de familie Dekker, de familie Knook, de familie Klaassen, de familie van Melle, meester Remiëns, dominee Vroom, huisarts Jaap Bauman, timmerman Joop Tienstra, bakker Agterhof en vele, vele andere inwoners hebben onze vrijheid zwaar bevochten, met grote en kleine daden. Zij hebben zich onbaatzuchtig ingezet om hun medemens te helpen en hen te beschermen tegen de vijand. Maar ze waren te bescheiden om hun verhaal na de oorlog te vertellen of de verschrikkingen waren té groot om te kunnen delen. Hoe kun je aan je kinderen, geboren na de oorlog, uitleggen hoe al het menselijke was verdwenen? Hoe duisternis eruitziet? Hoe oorlog uiteindelijk in álles gaat zitten. Hoe erg de agressie van de Duitsers was, maar dat het nóg erger was dat die agressie uiteindelijk geaccepteerd werd?
Maar juist dit maakt het zo belangrijk om hun verhalen te blijven vertellen.
Dames en heren,
Cor van Stam sluit zijn boek ‘Wacht binnen de dijken’ af met de volgende woorden: ‘We zijn vrienden gebleven. De vijfde mei gaan we ieder jaar naar de Erebegraafplaats in de duinen bij Overveen. Op die dag vieren we de bevrijding. De groep wordt steeds kleiner. Ik heb het verhaal van de Meer en omstreken beschreven om nóg eens, maar vooral tegen de jongeren te zeggen: ‘Het was niet alleen maar spannend en avontuurlijk. Het was vooral verdriet, sjouwen en angst. ’40-’45: nooit meer! Help je ons?’
De oproep van Cor van Stam is óók nu nog actueel. Misschien zelfs júist nu. En daarom herhaal ik hier zijn woorden: ’40-’45: nooit meer! Help je ons?’