De polderfiguren zijn gemaakt van cortenstaal en aluminium en ongeveer vijf meter hoog. Zij worden met LED-lampjes aan de binnenkant aangelicht. Door de geperforeerde gaatjes krijgen de figuren dan letterlijk een gezicht. De figuren geven het NAP, het gemiddelde zeeniveau, op de verschillende locaties aan. Vandaar dat zij verschillen in hoogte. Daar waar de cortenstalen voet eindigt bevindt zich het NAP niveau.
De eerste drie historische figuren zijn samen met de gebruikersgroep van PARK21 gekozen. In totaal worden zes polderfiguren in PARK21 geplaatst.
Baron van Verschuer (Rijnlanderweg ter hoogte van huisnr. 1163)
Baron Barthold Arnold Verschuer (1809 – 1901) was een van de eerste grondeigenaren na de drooglegging van Haarlemmermeer. Op deze gronden liet hij al vrij snel na 1854 een aantal boerderijen bouwen. De baron bemoeide zich intensief met de gang van zaken op de boerderijen. Hij importeerde uit Engeland veel landbouwwerktuigen, zoals ploegen, grasmaaiers, een hooischudder, maar ook in 1857 al een stoomdorsmachine. Hij was lid van de afdeling Haarlemmermeer van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw en verleende medewerking aan de demonstraties van landbouwwerktuigen. De Leendert van der Meulenbrug in PARK21 ligt op een van de kavels waar hij eigenaar van was.
Jan Anne Beijerinck (IJweg ter hoogte van huisnr. 1328)
Jan Anne Beijerinck (1800 – 1874) was een Nederlands waterbouwkundige. Hij is vooral bekend vanwege de droogmaking van de Haarlemmermeer en een ontwerp voor gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee. Hij werd op 6 november 1837 van het ministerie belast met de werkelijke droogmaking van de Haarlemmermeer, zijn grootste werk. Voor deze droogmaking ontwierp hij de stoomgemalen De Cruquius, De Leeghwater en De Lynden, die de Haarlemmermeer leegpompten.
Polderfiguur van Jan Anne Beijerinck (foto: Danny de Casembroot)
Een anonieme polderjongen (Noordelijke Randweg/Hoofdweg ter hoogte van huisnr. 1041)
De polderjongens hebben de Hoofvaart tussen de gemalen van Leeghwater en Lijnden gegraven. Zij zijn beschreven door Jhr. Mr. GEVERS VAN ENDEGEEST in ‘De Droogmaking van het Haarlemmermeer’:
“Weet gij wat polderjongens zijn: zoo noemt men de aardewerkers, die van heinde en verre op alle openbare werken bij troepen aanrukken; menschen van der jeugd af gewoon in het slijk te leven en in moerassen te zwoegen; tegen ziekte en vermoeienissen gehard, gespierde forsche en wakkere mannen, want de zwakken en tragen vallen af..... Zij werken in ploegen van acht of twaalf man met een putbaas aan het hoofd, bij aanneming van onderdeelen van den hoofdaannemer..... Zij zijn van de beste baggerlaarzen voorzien en van prikken onder de zolen, om over de gladde planken te kunnen kruijen, die telkens met den puthaak worden omgewenteld en versleept...... Zoo ging het onder anderen, toen in November en December de hoofdvaart tusschen den Leeghwater en den Lijnden werd gegraven, waarbij men van weerszijde naar elkander toewerkte, tot dat men zich juist op oudejaarsavond 1852 ontmoette, en bezweet, afgemat, met hoera’s en gezang en wat niet al meer, onder den blooten winterhemel, te middernacht in het slijk het nieuwe jaar vierde.”
Bron: Jan Wies over de Haarlemmermeer historie https://janwies.nl/page/219/1850-de-polderjongen.html