Voor het berekenen van de netto-inkomsten uit uw onderneming volgt u de 4 stappen hieronder. U gaat uit van het werk dat u verricht of de producten die u verkoopt in deze maanden. Het geld dat u hiervoor ontvangt (of zou moeten ontvangen), is het inkomen van deze maanden. Oók als uw klant pas later betaalt of als u de factuur later verstuurt. Ook als u al inkomsten eerder heeft ontvangen dan dat u de werkzaamheden uitvoert.
Voorbeeld 1: U heeft in mei gewerkt of producten verkocht. Het geld dat u hiervoor krijgt (of zou moeten krijgen), telt als inkomen voor de maand mei.
Voorbeeld 2: U heeft in mei gewerkt of producten verkocht. U verstuurt de factuur pas in augustus. Het geld dat u hiervoor krijgt (of zou moeten krijgen), telt toch als inkomen voor de maand mei.
Voorbeeld 3: U heeft in maart geld van een klant ontvangen, maar kan door de coronamaatregelen de werkzaamheden nog niet uitvoeren. Bijvoorbeeld omdat uw sportschool of winkel nog dicht is. Als u de werkzaamheden in mei wel weer mag oppakken of weer producten kan gaan verkopen, dan telt dit als het inkomen voor de maand mei.
Volg de volgende 4 stappen om de netto-inkomsten uit uw onderneming te berekenen:
Stap 1: Uw bruto-inkomen (omzet) berekenen
Het bruto-inkomen is het bedrag dat u in rekening brengt voor het werk dat u heeft gedaan of voor uw producten, exclusief btw. Maakt u gebruik van de kleineondernemersregeling (KOR) of een andere btw-regeling? Dan moet u de btw wel meerekenen. Heeft u een vergoeding voor personeelskosten uit de NOW-regeling ontvangen? Dan telt deze vergoeding mee als inkomen.
Heeft u een opdracht voor meerdere maanden? Of ontvangt u een doorlopende subsidie? Reken dit dan om naar 1 maand.
Voorbeeld: U ontvangt een subsidie voor 6 maanden. U deelt de subsidie dan door 6. Heeft een debiteur aangegeven een factuur niet te kunnen betalen? Dan telt het bedrag van deze factuur niet mee als inkomen.
Heeft een debiteur aangegeven een factuur niet te kunnen betalen? Dan telt het bedrag van deze factuur niet mee als inkomen.
Stap 2: Aftrekken van de directe kosten
De directe kosten zijn materiaalkosten, reiskosten, kosten voor huur, gas, water en licht, rente en eventueel personeelskosten. Trek deze kosten (exclusief btw) van uw bruto-inkomen af. Als u gebruikmaakt van een btw-vrijstelling zoals de KOR, trekt u de kosten af mét btw.
Stap 3: Aftrekken van de incidentele kosten
Incidentele kosten zijn kosten die u 1 of enkele keren per (boek)jaar maakt. Het gaat dan alleen om kosten die u binnen 1 jaar mag afschrijven. Denk hierbij aan kosten van verzekeringen, onderhoudskosten administratiekosten, gemeentelijke belastingen en heffingen en noodzakelijke investeringen. U mag alleen kosten rekenen die normaal zijn voor het type bedrijf of beroep dat u heeft. Jaarkosten rekent u om naar 1 maand.
Voorbeeld: U betaalt de gemeentelijke belastingen en heffingen 1 keer per jaar. U deelt deze kosten dan door 12.
Stap 4: Aftrekken van de inkomstenbelasting
Van het bedrag dat u uit de vorige stappen heeft overgehouden, trekt u 18% inkomstenbelasting af. De rekensom wordt dan: bedrag van de vorige stappen x 0,82 = netto-inkomsten uit uw onderneming. Dit bedrag vult u in in het vak “Uw onderneming”.